In motorkringen valt weleens de vraag: ‘Wat is nu de beste motorfiets van de afgelopen decennia?’. Dat zal niet voor iedereen hetzelfde antwoord opleveren, omdat het natuurlijk ook de vraag is wat voor eisen je aan zo’n voertuig stelt en die zullen niet voor iedereen dezelfde zijn. Voor ondergetekende zou het onderwerp van deze reportage zeker hoge ogen gooien: de Honda VFR750F! Eerder hebben we al een artikel gewijd aan het ultra sportieve broertje: de VFR750R, beter bekend als de RC30. Nu is het dus tijd om de ‘gewone’ VFR750F eens onder de loep te nemen! | Tekst: Ernst Hagen; Foto’s: archief, Ernst Hagen |
Van flop tot succes
Honda probeerde eind jaren zeventig in de racerij terug te komen met de befaamde, of wellicht beter, de beruchte NR500, een viertakt V4 met ovale zuigers (eigenlijk een verkapte achtcilinder). Ondanks het briljante ontwerp en ‘hightech’-vondsten waren de Japanners er helaas niet echt succesvol mee. Desondanks start Honda begin jaren tachtig met de productie van straatmotoren met een V4-motorblok. In 1982 verschijnen de VF750S en de VF750C (Custom). Het vloeistofgekoelde blok telt zestien kleppen en heeft (natuurlijk) dubbele bovenliggende nokkenassen en de motoren hebben cardanaandrijving. De illustere typeaanduidingen als ‘Sabre’ en ‘Magna’ zullen u misschien nog bekend in de oren klinken. De wegligging is niet om over naar huis te schrijven en er zijn soms wat smeerproblemen in de cilinderkoppen, wat tot versnelde slijtage aan nokkenassen en slepers kan leiden.
In 1983 verschijnt de VF750F, een sportievere versie met een vierkant stalen profielframe en een wat robuustere voorvork. Het motorblok is ook aangepakt met onder andere een nieuw carter en meer achterover gekantelde cilinders en nu ketting-eindaandrijving. Naast de 750 verschijnen er ook kleinere (400 en 500 cc) en grotere (1.000 cc) modellen. Voorbeelden van die laatste zijn de sportieve VF1000F en de imposante VF1000R, die zelfs tandwiel-aangedreven nokkenassen heeft, wat alle andere V4’s tot dan toe niet hadden. Het is een krachtige fiets met z’n 130 pk vermogen, maar aan de zware kant is ‘ie ook!
In 1985 verschijnt de VFR750F, een sportief gelijnd model met een 180-graden-krukas in plaats van de 360-graden-krukas van alle voorgaande ‘gewone’ modellen. Deze nieuwe VFR heeft nu, net als de RVF750fabrieksracer en de VF1000R, door tandwielen aangedreven nokkenassen! Een dure, maar technisch geweldige en zeer betrouwbare manier van klepbediening. Het wordt hét kenmerk van voorlopig alle hier na volgende VFR-modellen. Er wordt inmiddels ook een aluminium frame en achtervork toegepast. In 1988 wordt van de VFR750 (RC24) de voorwielmaat aangepast van 16 naar de meer gebruikelijke 17 inch en daarnaast veranderen uiteraard de bandenmaten en krijgt de VFR grotere remmen en dikkere voorvorkpoten (41mm).
De beste VFR750F
Inmiddels is ook de zeer sportieve RC30 in productie. De volgende generatie VFR750F is de inmiddels beroemde RC36, vanaf 1990. Een nog iets beter frame en nu ook een enkelzijdige wielophanging achter, middels een fraaie achtervork (zoals bij de RC30). Door ook de vering steeds te verbeteren is een motorfiets ontstaan met zeer goede rijeigenschappen! Wel is de VFR wat zwaarder geworden. In het blok zijn de tuimelaars (slepers) vervangen door klepstoterbussen, wat een kleinere klephoek mogelijk maakt. Het is een sportieve toermachine geworden en in 1994 wordt de RC36 nog wat fraaier met NR750-achtige lijnen en is hij weer een stukje lichter geworden. Het is nu, volgens velen, de mooiste en waarschijnlijk beste VFR750F van de hele serie.
Dat vindt ook Ger de Kok, die ik heb benaderd voor dit artikel. Hij heeft twee van deze motorfietsen, de een nog fraaier dan de ander, zoals je ook op een aantal foto’s in deze reportage kunt zien! Het was de bedoeling naar hem toe te gaan voor deze reportage, maar door de Covid-19-maatregelen is een en ander ‘op afstand’ bewerkstelligd, waarbij Ger zelf voor veel foto’s heeft gezorgd. Zijn brief aan mij is feitelijk een grote lofzang op de VFR750F en met name het type RC36, dat van 1994 tot 1997 is geproduceerd.
Ger is zelf van bouwjaar 1961 en rijdt vanaf zijn achttiende motor. Hij heeft veel merken en types gereden, waaronder verschillende Honda VFR750F-en (ook de RC24). De twee VFR750F-en die Ger nu heeft, zijn beide van het type RC36II (fabriekscode). Hij kocht ze puur uit liefde voor de techniek. In zijn beleving is er op motorfietsgebied niet veel mooiers gemaakt. Zijn ene VFR dient als ‘dienstros’, de ander is nog meer in mint conditie voor de show. Deze RC36’s zijn de laatste VFR750F-modellen met carburateurs en vooral ook de tandwielaangedreven nokkenassen, die tijdens het rijden een zacht fluitje produceren, vindt Ger oorstrelend.
Techniek is Ger’s hobby, maar ook zijn beroep en passie. In het dagelijks leven werkt hij als CT- en MRI-technicus voor een Duits bedrijf. Hij heeft hobbymatig zo’n vijftien jaar in de wegracerij gesleuteld, maar zelf nooit een meter geracet. De VFR750 (RC36) heeft hij net als anderen ‘herontdekt’, zoals gezegd vooral vanwege de techniek en de goede rijeigenschappen. Ger is van mening dat een motor als de VFR750 nog uit een tijdperk stamt waar innovatieve bedrijven, zoals Honda, nog met vrije en creatief denkende technische geesten werkten. Dat maakte het mogelijk om met schitterend gebouwde motorfietsen als de VFR met zijn 90 graden V4-motor te komen. Die motor, eigenlijk een L-motor, is voorbeeldig in balans en draait dus vrijwel trillingvrij. Veel mooier is er niet, of het moet de RC30 zijn natuurlijk. Volgens Ger zijn veel motorfabrikanten de laatste tijd wat afgegleden naar een grijze en risicoloze cultuur met dito producten en dat vindt hij jammer. De latere VFR-series, waarin de schitterende tandwieltreinen zijn vervangen door de goedkopere nokkenasketting-oplossing, omdat er een wat nutteloos V-Tec-systeem (een systeem met verstelbare nokkenastiming) ingelepeld moest worden, zijn daar wellicht een voorbeeld van, iets ‘verbeteren’ wat geen verbetering behoefde….
Echte allrounder
Een VFR750 heeft zeer goede rijeigenschappen, dat heb ik zelf ook mogen ervaren. Ik heb drie VFR750F-exemplaren gehad; een RC24 en twee keer een RC36. De laatste was echt een werkfiets en heb ik vorig jaar verkocht met precies een ‘ton’ op de teller! Met de RC36 ben ik in 2015 onder andere naar de ‘Classic TT’ op Man geweest en heb daar ook een rondje op het befaamde circuit gereden.
Ger is een stuk langer dan ik, maar past met zijn 192 centimeter ook prima op de VFR. Het is een ranke, wat hoge motorfiets. Hij bouwt opvallend smal door het V4-blok. Er zit een goede kuip op en de motor is met 100 pk, in tegenstelling tot wat het uiterlijk doet vermoeden, gewoon snel. De zesversnellingsbak schakelt als boter. Houd je het gas er vol op, dan tikt hij net de 250 km/u niet aan. Het is een echte allrounder. Beetje typisch Honda: hij scoort nergens een tien, behalve voor het blok dan, maar voor het overige toch veel vette negens! Dat maakt deze motor ook zo geweldig, volgens Ger. Opgeteld zijn er weinig fietsen die hoger scoren.
Maar wat wil het geval? Deze motorfietsen gaan op Marktplaats weg voor bijna oud-ijzer-prijzen. Van € 750,- voor een wat oud ‘hok’ tot een hele nette voor pakweg € 2.000,-. De keuze is reuze! Zwakke punten: die zijn er eigenlijk niet als het om het motorblok gaat. Het blok is vrijwel onverwoestbaar! Een VFR veroudert niet, hij ‘rijpt’ hoogstens wat. Let bij aankoop vooral op het rubberwerk. De inlaatrubbers van de carburateurs verharden en willen dan weleens wat lekken.
De uitlaatcollector wil bij oudere modellen, vooral pekelfietsen, wel eens rotten en de voorvorkpoten kunnen wat ‘pitting’ hebben. Het kuipwerk vormt het grootste euvel. Vervangende kuiponderdelen zijn er bijna niet, of knetterduur. De geliefde rode kleur is wel gevoelig voor ‘verschieten’. Zodoende kun je vele tinten rood tegenkomen. Vuil en slechte benzine zijn vijanden van carburateurs, dat is bekend en het geldt ook zeker voor de VFR, die een wat complex en moeilijk bereikbaar blok van vier carburateurs heeft. Belangrijk is een klein, secundair luchtfiltertje, dat meestal vergeten wordt. Het kan daardoor compleet vergaan, waarna de stukjes ervan een eigen leven gaan leiden boven de membranen van de carburateurs. Soms moeten de carburateurs gereinigd worden en dat is een hele klus! Een carburatiekit van Dynajet van dyna-specialist Ruud Fredriks uit Goes siert de VFR750 van Ger. Daar loopt de VFR nog mooier op en het levert een nog beter trekkende motor op. Hij loopt nu helemaal als een naaimachine.
Bijna de perfecte motorfiets
Zwak puntje vormen de spanningsregelaars. Deze worden vaak te heet en gaan niet alleen stuk, maar zorgen soms ook voor afgebrande stekkers en met wat pech kan ook de dynamo het begeven. Wat helpt is het stroomgebruik wat te vergroten door bijvoorbeeld de tweede koplamp weer aan te sluiten (vreemd genoeg vanwege Nederlandse wetgeving uitgeschakeld). De spanningsregelaar op een koelplaat monteren en een wat robuuster vervangingstype kiezen, wil ook goed helpen.
Verder is het een bijna perfecte motorfiets, ook volgens Ger. Met wat goede, moderne banden wordt het weggedrag nog beter en helemaal wanneer je ook de vering nog wat aanpast. Dat kan bij specialisten als Hyperpro of HK Suspension. Er wordt ook weleens een voorvork van een Honda VTR1000F Firestorm gemonteerd, die niet alleen mooi staat en goed veert en dempt, maar ook net nog iets betere remmen heeft.
Wat valt er verder nog toe te voegen aan de lofzang op deze motorfiets uit het land van de rijzende zon? De meeste mensen die moderner rijden, zijn veelal verrast wanneer zij eens een rondje rijden met zo’n ‘oude’ VFR en kijken vooral op van het aangename karakter van deze motor. ‘Nooit gedacht, echt heel goed!’, hoor je dan. Sommige Honda-VFR-rijders met een modernere injectie-VFR hebben vaak ook nog een ‘oude’ RC36II onder een kleedje in de garage staan en koesteren die volgens Ger. Schoorvoetend wordt dan vaak wel toegegeven dat het gewoon de beste VFR is die Honda gemaakt heeft. Waar VFR nu precies voor staat weet eigenlijk niemand, maar zij die er eentje hebben weten het wel: Voor Fijn Rijden. Zo simpel is het!