Het Motorrijwiel 175

In tegenstelling tot Nederland, waar de motorsport zich tussen de Eerste en de Tweede Wereldoorlog vooral in het terrein afspeelde, beleefde België in die periode een florissante evolutie van de ‘zuivere snelheid’. De races en de rijders zijn niet meer, de ‘omlopen’ nog wel. Wat denk je van een 200 kilometer lange rit langs zes historische circuits in de mooiste natuur van Wallonië en… bovendien nog een rondje circuit meepikken? |Tekst en foto’s: Rik Van Eycken| Sensationeel rondvlammen Wie ooit een klassieke race in België reed of bij- woonde, zal het met me eens zijn: dit heeft iets. Een bijzondere aantrekkingskracht die je, buiten het eiland Man of de Ierse stratenraces, nog nau- welijks in Europa vindt. Circuits bestaan uit een tracé dat is uitgezet op openbare wegen of straten rondom de kerk en dat tussen vrijdagmiddag en zondagavond wordt afgezet met strobalen, touw en dranghekken. Sinds een aantal jaren zijn het echte wegraces onder toezicht van de Belgische bond en geen regelmatigheidsritten of parades. Hier strij- den rijders volgens oude principes: wie het eerst over de meet komt, heeft gewonnen! Het rennerskwartier grenst pal aan het circuit, is idyllisch in een weiland neergeplant en vrij toe- gankelijk. Je maakt hier dus nagenoeg deel uit van de crew wanneer die onder jouw ogen een blok open haalt. Ook tijdens de races zelf sta je bijna met je neus op het gebeuren. Niks tribunes of motordromes, hoogstens een paar zitbanken die geïmproviseerde ereplaatsen voorstellen. Het is een bijzondere belevenis, racen langs groene wei- den, landerijen en door donkere bossen met in het achterhoofd de gedachte dat hier ooit de beroemd- ste coryfeeën op de meest sensationele strijdrossen rondvlamden. Als je het hele weekend blijft, kun je terecht op de tijdelijke camping in een naburig weiland annex frietkot en biertent. Heerlijk toch, zo’n vakantiesfeertje opsnuiven… Dingen veranderen echter en het mag een klein wonder heten dat de racerij hier zo lang stand- hield. Toen Mettet zijn traditionele diabolo in de vorm van een cijfer acht halveerde naar de zuide- lijke driehoek was er al gemor. Toen het nieuwe permanente circuit in 2010 definitief de oude baan verving, morden de (altijd talrijk aanwezige) Brit- ten dat Mettet voor hen had afgedaan. Zij kwamen immers om nog een glimp van weleer op te vangen en ook bood het nieuwe baantje geen uitdaging meer. De aantrekkingskracht was weg en in eigen land beschikten ze over genoeg baantjes zoals het nieuwe Mettet. Vroeger trokken circuits als Flo- reffe, Mettet en Chimay topcoureurs en fabrieks- teams aan uit Groot-Brittannië, Italië en Duitsland, omdat de races vroeg in het seizoen plaatsvonden en ze met een aantal supersnelle bochten en lange rechte stukken Grand Prix-niveau garandeerden. Kasteel van Sombreffe De fabrieksteams konden vroeg in het seizoen hun machines uittesten voordat het Grand Prix-seizoen van start ging. Zo zakten fabrieksteams van AJS, Norton, Velocette, Moto Guzzi, MV Agusta, NSU en BMW met toprijders als Les Graham, Bob McIntyre, Geoff Duke, Ray Amm, Cecil Sandford, Bill Lomas, Fergus Anderson, Les Graham, John Surtees en Tarquinio Provini jaarlijks af naar de supersnelle Belgische circuits. De circuits, die we selecteerden, liggen in de Waalse provincies Namen, Henegouwen en Luxemburg. Ze bevinden zich binnen de vierhoek Charleroi, Namen, Libramont en Chimay.We star- ten in Sombreffe, halverwege Charleroi en Gem- bloux. Hier werden tussen 1929 en 1954 wegraces georganiseerd op een stratencircuit dat aanvanke- lijk 2,5 kilometer lang was en door het dorpscen- trum leidde. Na 1949 werd het tot 4,1 kilometer uitgebreid met een bochtig tracé langs de velden en het kasteel van Sombreffe. De races hadden een nationaal karakter, met Belgische toprijders als Goffin, Dauwe, (Norton) en Basso (AJS) in de hoofdrol. Geleidelijk trok Sombreffe ook bui- tenlandse rijders aan, zoals de Nederlander Van Rijswijck, de Zwitser Haldemann, de Brit Oliver en de Rhodesiër Ray Amm. Door de vele bochten en weinige rechte stukken bleef de snelste raceronde beperkt tot een gemiddelde van 108 km/u, op naam van Firmin Dauwe. Vanuit Sombreffe rijden we richting Namen en na het oversteken van de Samber bereiken we Floreffe. De 13,6 kilometer lange baan ten zuiden van de gemeente is smal en heeft snelle bochten en hoogteverschillen. Start en finish lagen in het feeërieke, maar sombere bos van Marlagne. Na de start volgt, net voor de rotonde van Bois de Vil- Start-finish en de vroegere tribune van Mettet. Start van de halveliters, foto genomen vanuit het rennerskwartier van Jehonville. Racen tussen dranghekken en banden op Gedinne. 81

RkJQdWJsaXNoZXIy NjAzODY3