Het Motorrijwiel 172
Smit vertelt hem dat hij met een Seeley-frame bezig is, maar dat de maten niet kloppen. Samen meten ze de boel na en Bult maakt tekeningen. “Toen zei Ab: ‘Dan bouwen we er voor jou ook één.’” Bescheiden jongen Een ‘eenvoudig boerentufje’ noemt Bult de Yam- sel. Eigenlijk weet hij zelf wel beter.“Het is voor mij best een bijzonder ding”, geeft hij toe.“Ik werd tweede en derde met de Yamsel in Assen, ik werd er twee keer Nederlands kampioen mee en ik won Tubbergen. Ik heb er meer binding mee dan met andere motoren. En ik vond het een mooi frame.” Terug naar 1971. Bult, technisch assistent op de Technische Hogeschool in Enschede, begint aan zijn vierde seizoen als wegracecoureur. Ton Riemersma had een paar jaar eerder al het talent herkend van die bescheiden jongen uit Twente, die zich op zijn zelf geprepareerde Hill-Ducati – en ‘hill’ is dan een vertaling van …– een knap stuurman toont. Aan het eind van 1968 biedt Riemersma hem al een plaats aan in zijn Motor- paleis Riemersma Racing Team. Bult krijgt in 1969 een nieuwe luchtgekoelde Yamaha 350 tot zijn beschikking en wanneer teamgenoot Nelis Geukens een been breekt, krijgt Bult ook diens 250cc-Yamaha toegeschoven. Met succes, want hij beloont Riemersma’s vertrouwen dat seizoen met twee nationale titels. Voor het seizoen 1971 bestelt teambaas Riemersma in Engeland bij Colin Seeley twee frames voor zijn coureur. In de Britse pers staan onafgebroken verhalen over John Cooper op de Yamsel, een Seeley-frame met een Yamaha-blok.“Riemersma dacht dat er wel aantallen in zouden zitten, maar dat viel tegen. Het was toch meer een hobby van Ton en van Rinze de Groot”, vertelt Bult. Hij stapt echter met liefde in de auto om de Seeleys persoonlijk in Engeland op te halen. De Groot ver- gezelt hem op zijn trip naar de grote framebouwer Seeley, een man van naam en faam.“Maar het was allemaal een heel simpel gedoe”, zegt Bult.“Het stelde weinig voor. Het was er typisch Engels. Ze maakten er wel heel mooie dingen. Het koperlas- werk was fantastisch.” Terug in Nederland bouwt de 26-jarige Bult zelf de machines op, de 250 met een TD2-blok en de 350 met een TR2-krachtbron. De Seeley heeft een ruim tien centimeter langere wielbasis dan de Yamaha’s van dat moment.“Ze stuurden als een mes”, zegt Theo. Veel stelmogelijkheden zijn er niet.“Er zaten Girling-veren op en die zette ik op de middelste stand. Dat was het. Ik had nooit veel moeite met het overstappen op andere motoren”, stelt hij vast. Dat blijkt als Bult de machine aan de start brengt. “Ik was goed in vorm en 1971 werd een superjaar. Ik won twee klassen in Tubbergen en in Assen zei Chas Mortimer tegen me: ‘You can win the Dutch TT.’ Toen besefte ik dat ik best goed was.” Dat bewijst hij inderdaad in Assen. Een over winning zit er niet in voor de bescheiden Bult, maar in de 250cc wordt hij krap twaalf seconden Theo Bult, zittend op de werkbank in zijn schuur, met zijn Seeley als een stilleven voor zich. 75 HELDEN VAN TOEN
Made with FlippingBook
RkJQdWJsaXNoZXIy NjAzODY3